De Realistische Partij Hoorn heeft vragen gesteld over een aantal huidige en aanstaande uitgaven van de gemeente Hoorn. Dat deden zij samen met andere partijen. Het verlichten van monumenten is één van de punten waarover de vragen gaan. Verder stelde de partij vragen over de buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) in Hoorn.
“Op 10 december 2019 heeft de Hoornse raad besloten om de nota ‘aanlichten Hoorn’ vast te stellen,” vertelt Menno Jas van De Realistische Partij aan WEEFF Radio. “Daarin stonden een aantal kernpunten en de visie met betrekking tot het aanlichten van monumenten in de stad.”
Aanlichten monumenten
In de stad zouden een aantal monumenten worden verlicht en daar zou een budget voor vrijkomen. Op de agenda stond toen een nota onder geheimhouding. “Want je hebt te maken met aanbestedingen en dat soort zaken. Als derden de bedragen zouden zien, gaat het maken van een aanbesteding wel heel makkelijk.”
De tijden zijn nu anders vanwege de corona crisis. De partij kijkt naar wat belangrijk is om aandacht aan te besteden. Zij vragen zich af of het verlichten van de monumenten niet even uitgesteld kan worden. Hoe het nu precies met de betaling van het aanlichten van de monumenten gaat is voor De Realistische Partij Hoorn niet helemaal duidelijk. Vandaar de vragen. “Voordat je zo’n suggestie doet binnen de raad, wil je natuurlijk wel even weten wat er al gebeurd is. En of er al aanbestedingen zijn gedaan.”
Vragen over de boa’s
“Dat we vragen hebben gesteld over de boa’s, kwam eigenlijk door de incidenten die we met boa’s in heel Nederland zagen. Ze zijn vaak niet opgewassen tegen de zaken waarmee ze te maken krijgen.” De Realistische Partij Hoorn stelde als enige vragen over de boa’s.
Een van de vragen is of de boa’s mede in stand worden gehouden omdat de boetes direct in de gemeentekas komen. “Dat vermoeden is er wel.” Menno Jas vindt dat bij het effectief handhaven beter politie ingezet kan worden. “Maar als de politie een bekeuring uitschrijft wordt dat volgens mij geïnd door het CIB en gaat dat vervolgens naar Den Haag.”
Antwoord op de vragen
Normaal gesproken staat voor beantwoording op dit soort vragen vier weken. “Mocht het college meer tijd hebben voor de beantwoording, krijg je wel eens een bericht met dat ze nog het één en ander moeten uitzoeken. Of ze nu in de huidige tijd de beantwoording hebben binnen de termijn betwijfel ik. Maar ik denk niet dat het terecht is om het college dat kwalijk te nemen.”