Er hangt een zekere romantiek rond treinreizen. De charme van het zacht schommelende rijtuig, de belofte van een reis waarin tijd even stilstaat en de wereld aan je voorbijglijdt zonder dat je zelf iets hoeft te doen. Maar wie regelmatig met de trein reist, weet één ding zeker: je weet nooit zeker of hij rijdt.

ProRail en NS doen hun best. Dat moet gezegd. Ze kondigen werkzaamheden keurig ver van tevoren aan en houden reizigers meestal op de hoogte met pushmeldingen en omroepberichten. Maar al die goedbedoelde informatie verandert niets aan de kern van het probleem: als je trein niet rijdt, dan rijdt hij niet.

Soms is het brute pech: een boom die door een storm het spoor blokkeert. Soms is het gepland onderhoud, zoals nu in Noord-Holland Noord, waar twee weken lang geen treinen rijden. Soms is het bar winterweer, of zijn het stakingen omdat machinisten en conducteurs betere arbeidsvoorwaarden eisen. En soms, heel soms, is het iets absurds, zoals een koe op het spoor of een spoorbrug die ‘in storing’ blijft staan alsof het een ouderwetse Windows 95-computer betreft.

Wat de reden ook is, het gevolg is altijd hetzelfde: een reiziger die met lichte wanhoop naar de borden staart en zich afvraagt hoe hij – of zij – in vredesnaam op de eindbestemming moet komen. Wanneer de trein het laat afweten, voel je pas hoe afhankelijk je eigenlijk bent. Een uitgevallen trein is voor de een slechts ongemak, maar voor de ander een ramp. De student die te laat komt voor haar tentamen, de sollicitant die nerveus zijn potentiële werkgever belt met de mededeling dat hij ‘ergens tussen Alkmaar en Utrecht gestrand is’, de verpleegkundige die haar avonddienst niet haalt, waardoor een collega noodgedwongen moet overwerken.

Sommigen besluiten over te stappen op de bus. Een slechte keuze, want als een trein uitvalt, stroomt de bus vol met even wanhopige lotgenoten. Anderen proberen een taxi te delen, wat al snel uitdraait op een onderhandelsessie over wie het verste moet en het meest moet betalen. En dan zijn er de mensen die geen risico willen nemen en kiezen voor de auto. Want ja, files zijn vervelend, maar tenminste zit je droog. Hoe dan ook heb je het gevoel dat je in beweging bent, al is het stapvoets.

En daar zit precies de paradox: de auto biedt geen snelheid, geen gemak, geen garantie. Alleen een gevoel: dat jij de baas bent over je eigen reis. Op de Nederlandse wegen, waar Rijkswaterstaat smeekt om ‘samen te reizen of het openbaar vervoer te nemen’ vanwege verkeerschaos rond Amsterdam, kiezen mensen toch massaal voor de auto. Omdat hij voorspelbaar is. Of althans, meer voorspelbaarheid biedt dan de trein.

Dit verklaart waarom veel mensen voor belangrijke afspraken – een bruiloft, een begrafenis, een zakelijk gesprek – de trein niet durven te vertrouwen. Ondanks de dagelijkse oproepen om ‘het OV te pakken’ blijft de auto de voorkeursoptie, de belofte van méér controle in een onzekere vervoerswereld.
Toch blijven we hopen. Iedere keer dat we een kaartje kopen, geloven we dat het deze keer anders zal zijn. Dat de trein rijdt. Dat alles soepel zal verlopen. Misschien is dat de grootste illusie: de hoop dat het systeem ooit echt betrouwbaar wordt.

Wellicht moeten NS en ProRail verder kijken dan de conventionele spoorwegen en gaan nadenken over écht toekomstbestendige oplossingen, zoals snellere en betrouwbaardere railsystemen. Magneettreinen of hyperloops klinken futuristisch, maar bieden wel een perspectief op systemen die minder storingsgevoelig zijn. Want hoe goed ze ons ook informeren over werkzaamheden aan het spoor of wéér een storing, uiteindelijk wil de reiziger geen bericht over vertraging of alternatief vervoer. Hij wil een trein die rijdt.

In de tussentijd zouden we onszelf kunnen aanpassen. Nog meer hybride werken, zodat reizen minder noodzakelijk wordt. Of de NS flexibeler maken: als een trein uitvalt, zou het dan niet eerlijk zijn als reizigers automatisch een tegoed krijgen voor een taxi of deelauto?

Wat de oplossing ook is, de realiteit blijft: de trein blijft een prachtige, maar grillige metgezel. En zolang het spoor ons blijft verrassen met aanpassingen van de dienstregeling, verstoringen en overmacht, zal de auto de ultieme troostprijs blijven voor wie geen zin heeft in ‘vertraging door een defecte bovenleiding’.

Misschien is dat de kern van het moderne leven: we plannen, rekenen en vertrouwen op systemen, maar uiteindelijk blijft alles onzeker. En dus blijf ik staren naar het bord, wachtend op een trein die misschien komt. Of niet.