Er is iets gaande waar je weinig over hoort in het journaal of de krant. Geen oorlog, geen verkiezing, geen stikstofbeleid — maar een brok steen, 3I Atlas genaamd, dat met duizelingwekkende snelheid door ons zonnestelsel schiet. Het komt niet van hier. Niet van de zon, niet van de planeten, maar uit de ruimte tussen de sterren — al onderweg voordat ons eigen zonnestelsel bestond.

Afgelopen week suisde de rots vlak langs Mars. Als hij dicht bij onze ster komt, zal hij door de zwaartekracht afbuigen en in de laatste maanden van dit jaar nog Venus, de aarde en in maart volgend jaar zelfs Jupiter passeren. Daarna verdwijnt de komeet weer de leegte in. Voorgoed?

Astronomen staan op scherp, want 3I Atlas gedraagt zich niet zoals andere kometen. Het lijkt eigenwijs, alsof het zijn eigen route kiest. Sommige wetenschappers fluisteren dat het misschien niet helemaal natuurlijk is — dat het zou kunnen manoeuvreren, alsof er iets van bedoeling achter zit. De meesten geloven dat niet, maar de vraag alleen al zegt iets over onszelf: hoe graag we betekenis zoeken in datgeen wat we niet begrijpen.

En terwijl we hier op aarde kijken naar dat zwijgende, koude ding, maken wij ons druk over elkaar. We voeren oorlog, putten de grond uit, en doen alsof de wereld oneindig rekbaar is. We voelen ons heersers over de natuur, terwijl we in werkelijkheid niet meer zijn dan een rimpeling in de tijd. Eén klap van buitenaf, één willekeurig stukje kosmisch puin — en het kan gedaan zijn met de mens.

Zo’n botsing gebeurde al eens eerder: zo’n 66 miljoen jaar geleden trof een asteroïde onze planeet bij het huidige Mexico. De dinosaurussen, die toen heersten over de aarde, verdwenen in één klap. De mens zal even kwetsbaar zijn. Maar de aarde zou rustig verder draaien, alsof wij er nooit waren geweest.

Ik moest denken aan dat verhaal uit de jaren zestig: “het gat van Wormer”. Een boer vond opeens een diepe kuil in zijn weiland, zo donker dat niemand de bodem zag. Men dacht aan een meteoriet, journalisten kwamen kijken, dagenlang was het nieuws. Uiteindelijk bleek het gewoon een verzakking, maar de opwinding was groot. Het idee dat ‘iets uit de hemel’ in de polder was gevallen, sprak tot de verbeelding.

Dat is eigenlijk nog steeds zo. Wij, nuchtere West-Friezen, denken vaak dat we met beide benen op de grond staan — en dat is meestal ook zo. Maar als je even omhoogkijkt, zie je dat we leven op een dun bolletje aarde, drijvend in iets oneindigs.

We bouwen, discussiëren en stemmen alsof alles van ons afhangt. Maar 3I Atlas, die omineuze reiziger van ver, herinnert ons eraan dat we maar een ogenblik bestaan in een universum dat geen weet van ons heeft.

Misschien is dat geen sombere gedachte, maar een bevrijdende. Dat we niet alles hoeven te beheersen. Dat we mogen koesteren wat er is — de lucht boven de dijk, het licht over het Markermeer, het geluid van de wind in het riet.

Want straks, als 3I Atlas allang in het grote niets verdwenen is, blijft over de stilte, de verwondering en het besef dat we deel uitmaken van iets veel groters dan wijzelf.