Een paar dagen lang was het nationaal hitteplan actief – als een soort EHBO-koffertje dat we standaard openklappen zodra het kwik boven de 27 graden Celsius uitkomt. Wat een geruststelling. Alsof iemand op een knop heeft gedrukt en daarmee de zon instructies gaf: “Doe maar rustig aan, we hebben alles onder controle.”

Maar kun je nog van een plan spreken als het automatisch uit de la wordt getrokken bij de eerste tropische dag? Of is het inmiddels net zo’n vaste reflex geworden als massaal naar het strand trekken zodra de zon zich even laat zien?

Inmiddels is het plan alweer bijna ingetrokken — het is afgekoeld, dus het hitteprotocol mag ook weer in winterslaap. Tot de volgende hittegolf. Dan duikt het draaiboek vanzelf weer op, net als de opblaaszwembaden en de waarschuwingen tegen uitdroging.

Want hier, in ons maakbare kikkerlandje, pakken we het methodisch aan. Nationaal gecoördineerde verkoeling. Met folders, belrondes en checklists. Je zou bijna verwachten dat er binnenkort een online cursus verschijnt: ‘Bejaarden hydrateren in vier stappen – met certificaat’.

In andere landen kijkt men daar met een mengeling van verbazing en mededogen naar. Ook in Zuid-Europa bestaan heus wel hitteplannen en richtlijnen, maar het grote verschil is dat de bevolking daar al generaties lang gewend is aan extreme temperaturen. De omgang met hitte is er geen uitzonderingstoestand, maar een vanzelfsprekend onderdeel van het dagelijks leven. Huizen zijn gebouwd om de warmte buiten te houden, scholen draaien tropenroosters, en de middag is heilig verklaard voor siësta. Het leven verschuift simpelweg naar de koelere uren van de dag. Protocollen zijn er wel, maar ze voelen als een aanvulling op gezond verstand – niet als paniek in puntenlijstjes. Waar wij de hitte bestrijden met structuur, vangen zij haar op met routine.

En die routine richt zich vaak op de kwetsbaren – bij ons in de vorm van belrondes en zorgcoördinatie, daar in de vorm van rust en ritme. Want hitte is vooral gevaarlijk voor ouderen. Het verhaal gaat dat zij te weinig drinken omdat hun dorstgevoel niet meer goed functioneert. Een ontroerend idee, maar niet altijd waar. Mijn bejaarde buurman, bijvoorbeeld, heeft een interne dorstklok die op vrijdagmiddag begint te tikken en zich op zaterdag luidkeels meldt aan de deur van het café om de hoek. “Preventieve vochtinname,” noemt hij het. En hij volgt het hitteadvies voorbeeldig op: blijf water drinken. Hij laat alleen het water weg.

De buurvrouw is van een ander kaliber. Toen er op een snikhete dag een goedbedoelende welzijnswerker bij haar aanbelde met de vraag “hoe gaat het met mevrouw?”, kreeg hij als antwoord: “Sodemieter op!” En eerlijk is eerlijk, hij had het kunnen weten. Het was 34 graden in de schaduw en niets irriteert haar zo als de combinatie warmte én betutteling. Sindsdien heb ik daar geen welzijnswerker meer gezien. Ze leeft nog, dus het zal zo’n vaart niet lopen.

Het hittebeleid wil ons beschermen, maar voelt soms als een handleiding bij overvloedige zonneschijn. Alsof warmte een aandoening is waarvoor de overheid een bijsluiter verstrekt. Want wat blijkt: tijdens hittegolven overlijden er alsnog mensen. Dus zo doeltreffend is de aanpak blijkbaar niet. Of raken we juist van slag van het idee dat er een regeling móet zijn, alsof zonneschijn een calamiteit is die alleen met overheidsinstructies te overleven valt?

Misschien is het niet de liefde voor orde, maar de angst voor het open einde die ons drijft. De zon schijnt, en wij grijpen naar schema’s en protocollen, alsof we daarmee de natuur kunnen temmen. In plaats van ons over te geven aan het ritme van de hitte, proberen we die te organiseren, te rubriceren, te verdragen op onze voorwaarden. Alsof alles beheersbaar is, zolang het maar in een keurig lettertype op een A4’tje staat.

En ja, het wordt warmer. Of natter. Of droger. Of juist grilliger. Dat hangt af van oceaanstromingen, smeltende ijskappen en welke wetenschapper je op dat moment aan het woord laat. De één voorspelt verzengende droogte, de ander een afkoeling door verstoorde stromingen. De uitkomsten verschillen, maar de richting is helder: het klimaat raakt uit balans. We hebben voor elk seizoen een draaiboek, maar het weer lijkt die steeds minder vaak te lezen.

Zelf heb ik mijn eigen werkwijze. Gordijnen dicht. Teiltje koud water. Pilsje ernaast. Boek op schoot. Geen paniek, geen groepsapps, geen overheidsbemoeienis. Gewoon zomer. Het enige risico is loomheid. En eerlijk gezegd: dat valt prima te verdragen – ook zonder beleidsplan.