Vakantie begint niet met de koffers, maar met stress — dat merk ik al in de rij bij de bakker, op een druilerige ochtend in april. Voor mij klinken de eerste discussies over vakantieplannen al door: “Costa Brava of toch Toscane? Of dit jaar all-inclusive Turkije?” De toon is gejaagd. De vrouw voor me tokkelt driftig op haar telefoon terwijl ze zuchtend tegen haar man zegt: “We moeten nú boeken, anders is alles vol.”
Vakantiestress. Het klinkt bijna als een paradox: stress om ontspanning. Maar wie ooit geprobeerd heeft om acht dagen geluk te organiseren, weet hoe genadeloos lastig dat kan zijn. Waar gaan we heen? Wat als het regent? Is er wifi? Is er wel genoeg te doen? De eerste reis begint niet bij het vliegtuig, maar bij de nerveuze zoektocht naar de perfecte bestemming.
En dan, na maanden plannen, pakken, schikken en vergeten, strijk je eindelijk neer op je bestemming. De zon brandt, het strand lonkt — en toch… De eerste dagen voel je je verloren. Geen agenda, geen afspraken, geen deadlines. De leegte van een dag die zich voor je uitstrekt als een wit vel papier. Ergens in je hoofd zit een stemmetje dat fluistert: “Had ik niet iets moeten regelen?” We zijn zo gewend aan het ritme van productie en prestatie dat nietsdoen bijna pijnlijk is.
Maar alles went. Zelfs dolce vita. Na een paar dagen glijd je langzaam in een nieuw ritme van late ochtenden, lange lunches en doelloze wandelingen. Je ontdekt dat een dag zonder plan geen verloren dag is, maar een gewonnen dag. Vakantie leert ons — althans tijdelijk — dat bestaan meer is dan presteren.
Toch moeten we niet vergeten: vakantiestress is een luxeprobleem. Een fenomeen dat pas mogelijk is binnen de muren van welvaart. In grote delen van de wereld bestaat vakantie alleen als een droom — iets voor anderen, ver weg. Voor miljarden mensen betekent ‘vrij zijn’ vooral: vrij van honger, vrij van angst, vrij van onderdrukking. Letterlijk afwezig zijn van het dagelijks leven — het woord vakantie in zijn zuiverste betekenis — is voor hen ondenkbaar.
In dat licht is vakantiestress bijna iets aandoenlijks. Een klein ongemak dat getuigt van een grote rijkdom. We mogen klagen over volle campings en vertraagde vluchten, maar misschien zouden we ook dankbaar moeten zijn dat we ons die ergernissen kunnen veroorloven. Stress over luxe is een teken dat de basisbehoeften ruimschoots zijn ingevuld.
Misschien is die vakantiestress wel een gezonde ziekte. Een kleine koortsaanval die ons eraan herinnert hoe ver we gekomen zijn. En hoe dun de scheidslijn kan zijn tussen overvloed en gebrek. Het zet onze vanzelfsprekendheden ter discussie en — als we goed luisteren — brengt het ons misschien een beetje dichter bij waardering: voor de kleine vrijheid van een lege dag, voor de mogelijkheid om onszelf even te verliezen aan de rand van de wereld.
Dus ja, ik wens u veel vakantiestress toe. Vrolijk, chaotisch, vermoeiend en heilzaam. En dat u na alle keuzegedoe en inpakpaniek op een terras zult zitten, onder een luie zon, nippend aan een glas wijn, bier of fris — en glimlacht, beseffend dat echte rijkdom soms gewoon schuilt in nietsdoen.