De eerste keer dat ik een West-Fries om advies vroeg, kreeg ik een antwoord dat mijn stadse brein niet kon verwerken. “Ik voel me moe en gestrest”, zei ik. In de stad zou dat leiden tot een diepgaand gesprek over werkdruk, balans en ‘self-care’. Maar hier kreeg ik slechts een opgetrokken wenkbrauw en de nuchtere reactie: “Dan moet je gewoon effe wat eerder naar bed.”
Ik wachtte nog op de rest – een coaching traject, een ademhalingstechniek, misschien een link naar zo’n inspirerende TED-talk op internet waar iemand in twintig minuten uitlegt hoe je je leven moet verbeteren – maar nee. Dat was het. En eerlijk? Achteraf gezien misschien wel het beste advies dat ik ooit kreeg.
Ooit was ik een stadsmens. Ik groeide op tussen mensen die mindful ademhalingsoefeningen deden en altijd bezig waren met ‘persoonlijke groei’. Maar inmiddels woon ik al tientallen jaren in Hoorn. En of Horinezen en West-Friezen het nou leuk vinden of niet, voor iemand van buiten is dat praktisch hetzelfde. Wat betreft nuchterheid en geen gedoe voldoet Hoorn prima aan het West-Friese plaatje.
Hier draait het om dóen, niet om analyseren. In de stad moet je altijd begrijpen waarom je stress hebt. Therapie, werk-privébalansschema’s, cursussen mindfulness – alles om grip te krijgen op dat gevoel. In Hoorn? Je steekt je handen uit de mouwen en wacht tot het vanzelf overgaat.
Nog zo’n les: West-Friezen – en Horinezen trouwens ook – zeggen gewoon wat ze denken. Geen verpakkingsmateriaal, geen beleefdheidsrondjes. Ik vroeg ooit in een dorpscafé of ze havermelk hadden. De barman keek me zwijgend aan, draaide zich om en schonk een gewone koffie in. “Probeer dat eerst maar eens.”
In de stad had ik geleerd om voorzichtig te zijn met mijn woorden. Wilde je iemand laten weten dat hun trui niet je smaak was? Dan zei je iets als: “Oh, wat een interessant ontwerp! Heel gedurfd.” Hier krijg je gewoon te horen: “Heb je daar geld voor betaald?” Eerst vond ik het bot, nu waardeer ik het. Geen spelletjes, geen vaag gedoe. Je weet waar je aan toe bent.
Toen ik hier kwam wonen, probeerde ik nog vast te houden aan stadse gewoontes. “Doen jullie aan detox-sappen?” vroeg ik ooit. De reactie: “Waarom zou je troep drinken als je ook gewoon water hebt?” Ice baths? “In de sloot springen noemen wij dat.” Een mindfulness-retraite? “Als je rust zoekt, ga je toch even op de dijk uitwaaien?”
Waar ik vroeger ingewikkelde manieren zocht om tot rust te komen, besefte ik hier al snel dat de West-Friezen allang een methode hadden: hard werken, buiten zijn en vooral niet te moeilijk doen. Inmiddels voel ik me meer West-Fries dan stadsmens. De onzin heb ik afgeleerd, de nuchterheid overgenomen.
En als ik soms weer eens in de stad ben en vrienden hoor praten over hun ‘holistische levensstijl’ of ‘psychotherapie om jezelf te vinden’, betrap ik mezelf erop dat ik denk: “Man, had gewoon een paar kruiwagens stenen gesjouwd.”
Misschien zit er na al die jaren een West-Fries in mij. Of een Horinees. Of allebei. Maar in ieder geval iemand die geleerd heeft: geen gezeur, geen gedoe – gewoon dóen.