Het is eind mei in West-Friesland. De lucht is grijs, de grond is nat – eindelijk. Vorige week zat ik nog met een gieter in mijn hand te bidden om regen. Nu loopt de regenton over. De lenterozen zijn verzopen, maar ik durf niet te klagen. Klagen voelt bijna als vloeken in de klimaatkerk.
Klimaat is namelijk het nieuwe calvinisme. Niet de ouderwetse variant; met psalmen en zwarte kousen, maar eentje met warmtepompen, vliegschaamte en CO₂-tabellen. Zonde is niet langer wat je denkt of voelt, maar wat je uitstoot. En zoals bij elk geloof zijn er stromingen.
De eerste groep zijn de streng gelovigen. Die willen bekering, nu. Fossiel is fout. Alles moet anders. Liefst gisteren. De auto de deur uit, de gaskraan dicht, nooit meer vliegvakantie. Ze kijken je hoofdschuddend aan als je zegt dat je nog gewoon op een ouderwets fornuis kookt. Zij zien de wereld branden, en zichzelf als de brandweermannen – alleen zonder slang.
De tweede groep is minder vurig, maar blijft overtuigd. Ze willen ook best hun leven aanpassen, maar liever met subsidie en zonder koude voeten. Zonnepanelen op het dak? Prima, als de salderingsregeling nog geldt. Warmtepomp? Ja, als de kruipruimte droog is. Ze staan open voor verandering – maar het moet wel een beetje financieel te doen zijn.
En dan heb je nog de afvalligen. Of eigenlijk: de klimaatheidenen. Die geloven er geen snars van. Ze wijzen naar vroeger – naar de hete zomer van 1976 of de strenge winter van ’63 – als bewijs dat het klimaat altijd al schommelde. Ze zeggen: “Het waait wel weer over.” Voor hen is klimaatverandering geen crisis, maar een hype. Een kans waar vooral anderen iets aan verdienen – van beleidsmakers tot mensen die hun deugdzaamheid graag delen, terwijl jij de rekening betaalt.
Ergens in het midden van die richtingenstrijd zit ik. Gewoon, in m’n tuin, met m’n gietertje en m’n twijfels. Ik zie dat het klimaat verandert. Mijn bloemenweelde staat òf droog, òf ze verzuipen inplaats van dat ze gewoon groeit. Maar ik weet ook dat wij mensen houden van stelligheid. En stelligheid is vaak de vijand van begrijpen.
Het zonnepaneel is de nieuwe biechtstoel, de elektrische auto het kerkbankje. En wie nog aardgas gebruikt, is rijp voor de morele tribunalen.
Misschien is dat wel het echte klimaatprobleem: we luisteren steeds minder naar elkaar en geloven steeds meer in ons eigen gelijk. Elk kamp zingt zijn eigen klimaatpsalmen. Iedereen vertrouwt op z’n eigen heilige bronnen. En intussen hopen we op een wonder – op techniek die het klimaatprobleem oplost zonder dat we ons leven echt moeten aanpassen.
Maar de aarde trekt zich niets aan van ons gelijk. De grond hier in West-Friesland droogt op, barst open, en zuigt zich daarna weer vol in één nacht. Het land verandert. Langzaam, maar zeker.
Misschien warmt de aarde wel minder op dan wij elkaar.