Met pijn in zijn hart stopt Erik Weber met zijn restaurant Hof van Bohemien in Zwaagdijk-Oost. Jarenlang gaf hij jongeren met een beperking de kans om zich op deze plek te ontwikkelen en onder de mensen te zijn. Maar door gedoe over een horecavergunning voelt hij zich gedwongen om te stoppen. 

Hof van Bohemien

Weber biedt in zijn gezinshuis onderdak aan zeven jongens met een verstandelijke beperking. De bewoners van het gezinshuis werken in het restaurant. ”Ze lopen hier de hele dag met een grijns op hun gezicht. Het is dan ook lastig om ze te gaan vertellen dat we straks gaan sluiten. De verwerking is moeilijk, maar we proberen het positief te houden.” 

Horecavergunning

Weber is al meer dan vier jaar bezig om van de gemeente Medemblik een vergunning te krijgen voor zijn restaurant. De gemeente vindt een horecavergunning noodzakelijk, Weber is het daar niet mee eens. “Het is een maatschappelijk initiatief, waarbij wij vinden dat het onder een maatschappelijke vergunning moet vallen. Het is namelijk dagbesteding, geen horeca.”

Weber: “Als ik een horecabestemming van deze plek moet maken, moet ik het hele bestemmingsplan veranderen. Dat kost tussen de 10.000 en 50.000 euro.” De gemeente geeft aan dat er een verzoek tot een horecavergunning gedaan kan worden, maar dit betekent niet dat Weber automatisch een horecavergunning krijgt. “Ik moet investeren zonder zekerheid en dat gaat gewoon niet. Ik heb er heel veel eigen geld en tijd ingestoken”, aldus Weber.  

Maatschappelijk oogpunt

Vanaf oktober moet het restaurant aan de voorwaarden voldoen van een horecabedrijf. Dat is voor Weber niet haalbaar en als er niets verandert, sluit hij de deuren. “Verder gaan op een andere locatie is niet mogelijk. Dan krijg ik er een huur bij die ik niet kan betalen. Ik krijg nu alles net rond met een vergoeding vanuit de regering en het restaurant levert een klein bedrag op. Dit is puur bedoeld om de jongens te laten integreren en ze iets te laten doen. Maar de gemeente snapt niet dat we dit vanuit maatschappelijk oogpunt doen, en niet commercieel.”