Tussen Zwaag en Blokker wordt al vanaf de vijftiende eeuw fruit geteeld. West-Friesland stond bekend om de Bangertse blauwe pruim. Maar er waren allerlei boomgaarden; voor appelen, peren en kersen moest je tussen Hoorn en Enkhuizen zijn. Namen zoals De Bangert en Kersenboogerd herinneren ons daaraan. Rond 1900 ontstond in de kleine, smalle, langgerekte percelen bij Blokker een gebied met wel 300 kassen. De kleinschalige telers, tuinders en kwekers konden daarmee hun inkomen aanvullen. 

De boomgaarden zijn grotendeels verdwenen, maar een van de laatst overgebleven druivenserres van West-Friesland in Blokker worden nog steeds druiven gekweekt. Daar bekommeren Jaap en Annie Balk zich om een historische druivenkas uit de jaren ‘20, een zogenaamde kniekas, als cultureel erfgoed te bewaren.

Druiven met pit zijn gezond

In de kas worden nog steeds druiven geteeld. Tafeldruiven als de Alicante, Witte van der Laan en de Westfrisia. “Dat is zeer arbeidsintensief”, zegt Annie. “Met name omdat de trossen handmatig moeten worden uitgedund – krenten, noemen we dat. En mensen zijn tegenwoordig heel erg gericht op pitloze druiven. Maar die pitjes bevatten allerlei goede voedingsstoffen en antioxidanten. Die moet je gewoon doorbijten. Dat is gezond.”

Het artikel gaat door onder de video.

In het kader van de themaweek ‘Eten wat de pot skaft!’ ging onze reporter Just van Westen langs bij de familie Balk om een paar trossen Alicante-druiven te kopen. Hierboven een videoverslag van dat bezoek. En volg deze link naar de video ‘Eten wat de pot skaft!’ om erachter te komen hoe koks Cees Neefjes en Steef Cuijpers de druiven hebben verwerkt in een West-Fries gerecht.