Het voelde als een teken – geen donderslag bij heldere hemel, maar een zachte tik op de schouder van mijn onderbewuste. Sinds die droom over mijn eerste les West-Fries – waar ik eind juni al eens over schreef – laat het onderwerp me niet meer los.
Ik woon al meer dan de helft van mijn leven in een stad in West-Friesland, maar pas nu voel ik de drang om me echt in het dialect te verdiepen. “Beter laat dan nooit”, hoor ik je denken. En je hebt gelijk.
Lange tijd vond ik het maar overdreven. Binnen de West-Friese Omringdijk wonen zoveel niet-West-Friezen dat je je kunt afvragen of iemand je überhaupt verstaat als je het dialect probeert te spreken. En misschien zouden de échte West-Friezen mijn steenkolenversie glimlachend aanhoren zonder precies te weten wat ik bedoel. Maar eerlijk is eerlijk: dat is vooral een smoes, vermomd als terughoudendheid.
Want West-Fries is meer dan een taal. Het is een houding. Een manier van zijn. Een samenspel van nuchterheid, droge humor, zachte trots en een stilte die meer zegt dan duizend woorden. Geen systeem van regels, maar van ritme. Geen geloof, maar een soort stille devotie – een verbondenheid die je voelt als je er middenin staat.
Je hoeft de taal niet vloeiend te spreken om te voelen dat het meer is dan klanken. Het klinkt alsof het voortkomt uit de klei zelf. Alsof elke klank is gevormd door de wind, de arbeid en de generaties. West-Fries is tegelijk stug én zacht – een taal die niet op de voorgrond treedt, maar blijft, vasthoudt en iets wezenlijks doorgeeft.
Het is wij onder mekaar, zonder de deur dicht te trekken. Of misschien wel zo: als je je normaal gedraagt, mag je erbij.
Toen ik hier net kwam wonen, leek alles ingetogen, bijna afstandelijk. Alsof de taal alleen het topje was van een verborgen wereld. Maar wie blijft, stil is, luistert – die leert kijken. En dan zie je ze: mensen met een groot hart, een scherpe blik en een taal vol verborgen wijsheid.
Je leert West-Fries niet uit een boek, maar door het op te pikken. Bij de bakker, op de markt, op een verjaardag – als je achter in de kamer iets opvangt wat je nét niet begrijpt, maar wel voelt.
Laatst zei iemand tegen me, terwijl hij z’n koffie roerde alsof dat de meest logische opmerking ter wereld was: “As je ’n big mist… mot je kont dicht houwe.”
Moest ik dat letterlijk opvatten?
Voordat ik daarna met kortere passen ging lopen – je weet maar nooit – vroeg ik toch maar even naar de betekenis. Tot mijn opluchting bleek het simpelweg een soort West-Friese versie van “mondje dicht” of “zwijgen is goud”: als er iets misgaat of ontbreekt, mond dicht houwe, om roddels of problemen te voorkomen. Dus West-Fries in een notendop: praktisch, raak en met een milde knipoog.
Zo leer je. Niet alleen woorden, maar verhalen, gezichten en stiltes. De taal gaat léven als je je erin durft te bewegen – ook al struikel je af en toe over een klank.
Goed nieuws trouwens: de streekomroep gaat meer aandacht besteden aan de West-Friese taal en cultuur. Daarvoor is zelfs een panel samengesteld, met mensen die weten hoe je de taal levend houdt en de verhalen laat doorvertellen.
En wie weet… kunnen wij, nieuwsgierige niet-West-Friezen, er ons voordeel mee doen. Samen stuntelen met de eerste zinnen, lachen om onze vertalingen – en ons langzaamaan thuis leren voelen in een taal die je niet met je hoofd leert, maar met je hart.
En as je ’t niet snapt? Kom d’r dan gewoan bij zitten.